Bij de volkstelling 1795 van Den Ham wordt Mannus genoemd onder de "Namen en toenaamen van de hoofden der huisgezinnen met dezelver bedrijf", hij is op dat moment daghuurder. Aaltjen ten Brinke (zijn zus ?) doet de opgave, op dat moment wonen er twee mensen in huis.
Bij de personele quotisatie van 1808 was Hermannus ingedeeld in klasse 39, dit betekent dat hij een jaarinkomen had van ongeveer 225 gulden, hij moest 1,50 gulden belasting betalen.
In 1811 is hij woonachtig in Den Ham no. 114.
Volgens het Lidmatenboek van de Hervormde Kerk van Den Ham doet Mannes op 08-05-1822 belijdenis, hij woonde toen in Branderjans? in Den Ham.
Op 02-12-1826 maakt Hermannus zijn testament op, hij is dan "lichamelijk zwak". Hij stelt zijn zwager Hendrikus Arnold en zijn zus Aaltje aan als zijn enige erfgenamen, zij krijgen na zijn dood al zijn bezittingen.