![]() |
|
![]() |
![]() |
![]() |
1723 - 1811 (88 jaar)
-
Naam |
Michiel ten Brinke |
Geboren |
1723 [1] |
Gedoopt |
29 mrt 1723 |
Den Ham (Ov) [1] |
Geslacht |
Mannelijk |
Overleden |
1805/1811 [2, 3] |
Persoon-ID |
I62 |
tenbrinke |
Laatst gewijzigd op |
14 jun 2005 |
Gezin |
Hendrine Grotert, geb. 1725, ovl. 1793/1796 (Leeftijd 71 jaar) |
Getrouwd |
ONG 1746 [4] |
Kinderen |
+ | 1. Grietjen ten Brinke, geb. 1747, Magele (Den Ham, Ov) , ovl. na 1820 (Leeftijd > 74 jaar) |
+ | 2. Hendrikjen ten Brinke, geb. 1749, Den Ham (Ov) , ovl. 09 sep 1817, Amsterdam (NH) (Leeftijd 68 jaar) |
+ | 3. Gerridina (Dina) ten Brinke, geb. 1751, ovl. 13 apr 1820, Den Ham (Ov) (Leeftijd 69 jaar) |
+ | 4. Mannus ten Brinke, geb. 1754, Den Ham (Ov) , ovl. 14 mrt 1818, Den Ham (Ov) (Leeftijd 64 jaar) |
| 5. Wilmine ten Brinke, geb. 1760, Den Ham (Ov) , ovl. 27 aug 1804, Hasselt (Ov) (Leeftijd 44 jaar) |
| 6. Geesjen ten Brinke, geb. 1761, Den Ham (Ov) , ovl. VOOR 1796 (Leeftijd 35 jaar) |
|
Gezins-ID |
F27 |
Gezinsblad | Familiekaart |
-
Aantekeningen |
- Tot en met 1747 is Michiel woonachtig in Magele en vanaf 1748 is hij woonachtig in Den Ham.
De volkstelling van 1748 vermeldt Michiel met zijn vrouw Hendrine in het derde en vierde rot van Den Ham, ze hebben een kind Grietje die jonger dan 10 jaar is.
Bij de personele quotisatie van 1750 wordt Michiel ingedeeld in klasse 11 (een jaarlijks inkomen lager dan 200 gulden en 1 gulden per belastingplichtig persoon). Hij woonde toen in Den Ham en moest voor 1 persoon deze belasting betalen, dit is vreemd omdat hij deze belasting voor hemzelf en zijn vrouw zou hebben moeten betalen.
Op 07-05-1753 koopt Michiel en zijn vrouw van Berend Wolters en Hendrina [Hermens] Reuvers voor 130 gulden een huis en goren in den Ham [eerste en tweede rot] (naast het huis van Gerrit Reuvers).
Op 18-10-1753 bevestigd Michiel dat zijn zwager Berend Hendriks Grotert voor hem een hypotheek voor 100 gulden heeft afgesloten, tegen 3 1/2 % rente. Zijn zwager heeft hiervoor een dagwerk hooiland [± 5000 m2] en een stuk zaailand als onderpand gesteld. Hij geeft aan dat hij voor de hypotheek aansprakelijk gehouden kan worden.
Volgens de registers van hoofdgeld van 1764, 1765 en 1767 moet Michiel die in Den Ham woont deze belasting voor twee personen betalen. In 1764 en 1765 hoeft hij dit niet te betalen omdat hij niet in staat is dit te betalen, in 1767 hoeft hij dit ook niet te betalen omdat hij toen van de armenstaat trok.
Op 10-07-1766 eist Jan Jansen Mulder, voor de scholtus van Ommen en Den Ham, van de erfgenamen van Gerrit Mensen: Michiel ten Brinke, Derk [Jansen] van den Berg, Jan ten Brinke en Willem [Lamberts] van der Weide [Weideman], 44 gulden die Gerrit Mensen van hem geleend had. Michiel, Jan en Willem zijn kleinkinderen van Gerrit Mensen, Derk is getrouwd met Hendrikje Lamberts Weideman, een kleindochter van Gerrit Mensen. Jan Clasen eist van de erfgenamen van Gerrit Mensen 30 gulden voor geleverde jenever en geleend geld aan Gerrit Mensen. Deze twee eisen worden schriftelijk aan de vrouw van Michiel ten Brinke gegeven, maar deze weigert echter ze aan te nemen en er wordt dus ook niet betaald. Op 13-11-1766 wordt door de scholtus van Ommen en Den Ham opnieuw vastgesteld dat de erfgenamen de schulden moeten betalen. Derk van der Weide verschijnt ook namens Michiel voor de scholtus en wil uitstel voor 14 dagen en inzage alle papieren.
Op 22-02-1770 doet Hendrik [Jansen] Miskotte aanpanding aan alle mobile goederen van Michiel. Hij wil dus dat alle mobile goederen van Michiel als onderpand worden gesteld voor een schuld die Michiel bij hem heeft. Deze schuld bestaat uit 33 gulden, 6 stuivers en 10 2/3 penning voor gebeterde beesten en 18 stuivers en 5 1/3 penning voor een sterfvel en 1 gulden en 16 stuivers voor een paardenvel. Deze akte van aanpanding wordt aan de vrouw van Michiel overhandigd. Op 08-03-1770 doet Michiel pandkering tegen deze aanpanding, hij gaat dus niet akkoord met de voorschreven aanpanding.
Op 29-05-1772 citeert Frederik [Everts] Wietten als executant van de boedel van de weduwe van Jan Meijer al haar crediteuren, op de lijst van crediteuren staat Michiel vermeld voor 2 gulden en 7 stuivers voor geleverde jenever.
Op 21-09-1772 bereikt Michiel een akkoord met Proc. Baarselman, bediende van Hermen Hendriks Bucking te Brucht, over het overnemen van een schuld van zijn zwager Berend [Hendriks] Grotert aan Hermen Hendriks Bucking. De schuld met reeds verlopen rente bedraagt 117 gulden, hij betaalt ook de gerechtskosten voor dit akkoord van 21 gulden.
Op 21-11-1772 betaalt Michiel aan Pr. Mr. Baarselman, bediende van Hermen Hendriks Bukking te Brucht, 117 gulden en aan scholtus Gerrit Nagel 21 gulden.
Op 21-09-1772 bekent Berend [Hendriks] Grotert en zijn vrouw Hendrikje Alberts [Neuring] 138 gulden schuldig te zijn aan Michiel ten Brinke voor het overnemen van een schuld. Hij stelt hiervoor zijn huisraad, gereedschap, twee weefgetouwen met het daartoe behorende gereedschap, beesten, zandgewas, hooi, stro, ijmen en niets uitgezonderd als onderpand.
Op 16-08-1773 tekent Michiel protest aan tegen de geplande verkoop van koren van Berend Grotert. Het koren is niet meer van Berend, deze heeft het aan Michiel gegeven om een schuld aan hem af te betalen.
Op 15-09-1773 verklaart Berend [Hendriks] Grotert zijn schuld van 21-09-1772 aan Michiel ten Brinke te vernieuwen en binnen een jaar aan hem te betalen.
Op 16-09-1773 tekent Wicher [Hendriks] Grotert, ook namens Michiel, protest aan tegen de geplande verkoop van alle goederen van Berend Grotert.
Op 16-09-1773 staat Michiel op een crediteurenlijst van Berend Grotert, hij claimt hier weer eigenaar te zijn van het koren dat verkocht zou worden.
Op 16-09-1773 protesteert Wicher Grotert, ook namens Michiel, weer tegen de verkoop van alle goederen van Berend Grotert. Er wordt een akte van maagscheiding overhandigd waarin staat dat alle goederen, dit zijn de goederen van wijlen zijn ouders, zijn verdeeld onder Wicher, Berend en Hendrina. Het huis waarin Berend woont is ook verdeeld, maar hij mag daar in blijven wonen, verder gaat het om een paar stukjes land.
Michiel en Hendrine waren getuige bij de doop van de volgende kleinkinderen: Hendrica (14-08-1174), Johanna (29-09-1776) en Andries (24-01-1784), allen kinderen van dochter Hendrikje en Jan Godschalk. Zij werden gedoopt in Amsterdam. Bij de doop van Hendrica wordt Hendrine ook Hendrica genoemd.
Op 10-02-1790 koopt Michiel 4 schotels voor 17 stuivers van wijlen Jan Varver, Hendrik Nijelaar staat borg.
Op 01-02-1793 presenteert Michiel zijn eed voor de pachters van de impost op brandewijn en gebrande wateren. Zijn vrouw kan de eed niet bij de rechtbank afleggen wegens lichaams zwakte, zij wil haar eed wel thuis afleggen.
Bij de volkstelling van 1795 van Den Ham wordt Michiel vermeldt bij de hoofden der huisgezinnen met dezelver bedrijf, zijn beroep is wever. Zijn schoondochter Jennigjen Arends Bossink doet de opgave, er wonen op dat moment 5 personen in huis.
Op 16-11-1796 stelt Michiel zijn zoon Mannus en zijn schoondochter Jennigjen Arends [Bossink] (wegens haar trouwe diensten en hulp) aan als universele erfgenamen. Zijn vier dochters: Greete, Hendrikjen, Gerridina en Willemina krijgen ieder 10 gulden.
Op 30-05-1798 wordt in een contract van alimentatie een stuk land van Jan Kotten dat op den Brinkman, tussen het land van Michiel [Gerrits] Schuurman en Michiel ten Brinke, ligt vermaakt.
Op 08-04-1802 wordt een stuk land van Hendricus [Berends] Schutte en Elssien Lambers [Sokken] dat naast het land van Harmen Tijman en Michiel ten Brinke in het Erve Wibbelink is gelegen gebruikt als onderpand voor een lening.
Op 23-07-1805 geeft Lefert aan het hekke [Leefert Egberts Leeferts] aan dat hij voor enige dagen van Michiel ten Brinke heeft aangekocht ongeveer een mud [± 4000 m2] zaailand gelegen in de Magelere Esch voor 135 gulden.
|
-
Zoek persoon in andere databases |
|
StamboomOnderzoek.com / The Next Generation of Genealogy Sitebuilding © Darrin Lythgoe
| ![]() |