Terug naar Startpagina van StamboomOnderzoek.com
StamboomOnderzoek.com

Antonij ten Brinke

Mannelijk 1668 - 1745  (77 jaar)


Persoonlijke informatie    |    Aantekeningen    |    Bronnen    |    Alles    |    PDF

  • Naam Antonij ten Brinke 
    Geboren 1667/1668  [1
    Geslacht Mannelijk 
    Overleden 1724/1745  [2, 3
    Persoon-ID I73  tenbrinke
    Laatst gewijzigd op 14 jun 2005 

    Gezin 1 Marije (Maria) Jans,   ovl. 1706/1724 
    Getrouwd ONG 1695  [2
    Kinderen 
    +1. Gerrit ten Brinke,   geb. ONG 1696,   ovl. ONG 1751  (Leeftijd 55 jaar)
    +2. Jan Berends ten Brinke,   geb. ONG 1698,   ovl. na 1774  (Leeftijd > 77 jaar)
     3. Jan ten Brinke,   geb. 1703/1724,   ovl. na 1748  (Leeftijd > 25 jaar)
    Gezins-ID F250  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin 2 Hendrickien Leferts,   ovl. na 1753 
    Getrouwd 1706/1724  [2, 4
    Gezins-ID F28  Gezinsblad  |  Familiekaart

  • Aantekeningen 
    • Antonij is in 1694 en 1695 woonachtig in het tweede rot van Den Ham en hij is in het bezit van een koe. Deze koe stond waarschijnlijk in Linde in de wei want Antonij moet in 1694 en 1695 16 stuivers markengeld betalen voor 1 koe (Restanten op de nieuwe getimmerten op dubbeld markengeldt). In het register van de 1000e penning en het zoutgeld van 1694 van Den Ham (tweede rot) staat Antonij vermeldt voor 10 stuivers zoutgeld, voor de 1000e penning wordt hij niet aangeslagen. In 1701 moet hij volgens het register van zoutgeld ook 10 stuivers betalen.
      Tussen 1700 en 1704 woont Antonij in een huis in Den Ham waarvan Frederik [Frederikussen] Lindenhovius de eigenaar is. Dit huis stond in het tweede rot van Den Ham naast het huis van scholt Wolters [Hans Wolters]. Frederik Lindenhovius was chirurgijn in Den Ham en woonde in Rhaan. Het huis wordt een aantal keren als onderpand gesteld voor schulden van Frederik Lindenhovius.
      Op 01-06-1706 kopen Anthonij en Marije van Frederik [Frederikussen] Lindenhovius, als voogd van zijn minderjarige zoon Frederik, 2 1/2 zesde deel van de hooimate in Magele genaamd de Ruijter Berents mate. Van deze hooimate bezit Berend [Jansen] Reuvers (onderscholtus) ook 2 1/2 zesde deel en de weduwe van Jan Jans Dauler bezit het resterende een zesde deel.
      Op 03-04-1710 eist Antonij dat Hendrikus [Hendriks] Overmars bevestigt of ontkent dat zijn handtekening staat onder een obligatie van 322 gulden en gedateerd op 10-10-1703. Hendrikus Overmars bevestigt dat het zijn handtekening is.
      In 1711 daagt Hendrikje Hansen de weduwe van Berend Berends Reuvers (alias Captein Kleine) Berends oom Wolter Wolters Captein voor het gericht. Wolter Captein heeft een kist van Berend en hij wil deze niet teruggeven. Wolter zegt dat Berend nog een schuld bij hem had en wil dat de kist wordt geopend om te zien of daar nog geld in zit. Hendrikje weet echter niets van deze schuld af. Omdat er niet voldoende bewijs is, moet Wolter de kist teruggeven. Na de kermis in Den Ham op 16 en 17 augustus 1711 zijn Antonij ten Brinke en Evert Berends naar Wolter geweest om de kist op te halen. Wolter weigerde echter de kist af te geven omdat hij eerst betaald wilde worden. Bij de getuigenis die Antonij hiervoor aflegt zegt hij dat hij 3 áa 44 jaar oud is.
      Tussen 1710 en 1713 woont Antonij in een huis in Den Ham waarvan Jan Wolters (alias het Brodt) de eigenaar is. Dit is waarschijnlijk hetzelfde huis als het huis waar Antonij tussen 1700 en 1704 woonde en waar toen Frederik Lindenhovius eigenaar van was, er is echter geen verkoopcontract van dit huis te vinden. Het huis wordt een aantal keren als onderpand gesteld voor schulden van Jan Wolters. In november 1710 zou het huis door Jan Wolters voor 550 gulden en een dukaat zijn verkocht aan Wolter Berends Captein, die zou dit hebben gekocht namens Berend Berends Reuvers (alias Kleine). De verkoop werd beklonken met wijn en bier, maar de volgende dag zei Jan Wolters niets van een verkoop te weten. De verkoop is uiteindelijk toch niet doorgegaan want Jan Wolters wordt tot en met 1713 genoemd als eigenaar van het huis.
      Op 24-08-1714 getuigt Antonij tegen Willem Hendriks Spoelman uit Meer, die zaadgewas van belastbaar land had verplaatst naar niet belastbaar land, waardoor de pachters van het land inkomsten hebben gemist.
      Op het register van de 1000e penning van Den Ham van ongeveer 1711/1724 wordt Antonij vermeld voor 500 gulden wegens obligaties, dit is een belasting op onroerende goederen. Het register van hoofdgeld van 1723 vermeldt Antonij voor 2 personen, dit is een personele belasting. Deze registers vermelden allemaal dat hij in het tweede rot van Den Ham woont.
      Op 30-11-1724 stelt Antonij Hermen Jans Toersche en Hermen Jans Campman aan als voogden over zijn onnozele zoon Brinkman genaamd (zoon van wijlen zijn eerste vrouw Marije). Hij geeft zijn zoon zijn deel uit de erfenis van zijn vrouw Marije van 200 gulden en stelt zijn dagwerk hooiland [± 5000 m2] het Sumpel genaamd hiervoor borg.
      Bij de volkstelling van 1748 van het kerkdorp Den Ham wordt de weduwe van Antonij ten Brinke vermeld in het eerste en tweede rot. Bij haar in woont Jan ten Brinke, deze is niet wijs en ze leven samen van de armen. Deze Jan ten Brinke is vermoedelijk dezelfde als de eerder genoemde Brinkman.
      Een register van aangebouwde huizen in Den Ham (vanaf januari 1682 en waarvoor geen vuurstedengeld wordt betaald) vermeldt de weduwe van Antonij ten Brinke in het tweede rot van het kerkdorp (6). Het huis had dus geen vuurstede en er wordt vermeld dat de provincie eigenaar is.
      Op de "Rekeninge van Nicolaas van der Wijck van den ontfangst en uitgave van de Pastorije en Vicarije goederen van Zalland en IJsselmuiden" komt Henrikien Lefers een aantal keren voor, ze huurt een gedeelte van een vicarij in Den Ham. Deze vicarij wordt als volgt omschreven: "Lieve vrouwen vicarije, de hof daar het huis gestaan heeft", "De gaarden en het hof daar het huis gestaan heeft boven een pont wasch in de Kerke met den Vicarijen hof" en "Den Hof van Lieve vrouwen vicarij". In 1743 heeft ze een huurschuld van 4 gulden. In 1744 moet ze 2 gulden betalen, bij de "restanten" staat voor 1744 nog 1 gulden en 8 stuivers en voor 1745 2 gulden en 16 stuivers. In 1745 heeft ze nog een huurschuld van 1 gulden en 11 stuivers voor 1744 en 2 gulden en 16 stuivers voor 1745. Als medehuurders worden o.a. genoemd Leefert [Frederiks] Lindenhovius en Hend. Wolters.
      Bij de personele quotisatie van 1750 wordt de weduwe van Antonij ten Brinke bij de armen in het kerkdorp vermeld, maar het aantal belastingplichtige personen wordt niet vermeld, evenals bij 4 andere personen. Deze personen worden bij de optelling van alle armen niet meegerekend, echter bij de optelling van de huizen waar armen wonen worden ze wel meegerekend.
      Op 21-08-1753 leggen Hendrik [Wolters] Leners en Hendrik Frederiks getuigenissen af voor Marten Jansen Arendshorst over een stuk land en huis dat de Vicarie word genoemd. Dit land is waarschijnlijk het zelfde stuk land dat het Kotterskamp wordt genoemd en dat nu in bezit is van de Diaconie van Den Ham. Dit land was van Willem Harms die het met wijlen Hendrik Hannessen Kippe geruild heeft voor een stuk land de Theijge genaamd. Een aantal jaar hiervoor werd de Vicarie gepacht door wijlen Hendrik Hannessen Kippe, Frederik [Frederiks] Lindenhovius, de weduwe van Anthonij ten Brinke en Wolter [Geerts] Leners. De Vicarie wordt nu gepacht door Frederik [Frederiks] en Leefert [Frederiks] Lindenhovius, de weduwe van Anthonij ten Brinke en Hendrik [Wolters] Leners; Leefert [Frederiks] Lindenhovius gebruikt nu het deel dat door Hendrik Hannessen Kippe of Marten Jansen Arendshorst in gebruik was. De Vicarie stond op het register van verponding en contributie vermeld onder de naam van de weduwe van de onderscholte Rademakers. De onderscholte Hans Willems Rademakers heeft het huis gebouwd. De weduwe van Anthonij ten Brinke bewoont het deel van de weduwe van Rademakers, het is niet helemaal zeker of de weduwe van Anthonij ten Brinke hier ook land van gebruikt. Over de grootte van het land van de Vicarie kunnen de getuigen geen uitsluitsel bieden.
      Op het verpondingsregister van Den Ham van 1716/1737 staat "De Onderscholtus Weduwe" inderdaad vermeld, zij woonde in het tweede rot van Den Ham.
      Volgens de beschrijving van van der Aa van Den Ham uit 1844 had Den Ham drie Vicarieèen, te weten: de vikarij van de H. Maagd Maria, de vikarij van de H. Anna en de vikarij van den H. Antonius.

  • Bronnen 
    1. [S243] I: 46, d: 06-10-1711.

    2. [S252] I: 4, F: 2, blz.: 72.

    3. [S252] I: 6, F: 2, blz.: 56Vo.

    4. [S252] I: 2, F: 5, blz.: 274Vo-275.


Zoek persoon in andere databases 





StamboomOnderzoek.com / The Next Generation of Genealogy Sitebuilding © Darrin Lythgoe